Over mijn werk

-techniek: mijn manier van schilderen valt in te delen bij het abstract expressionisme (lyrisch abstract). Dat is de taal waarin ik mij op het moment het beste kan uiten. Ik werk met olieverf op doek, soms enkele onderlagen acryl. Ik geniet van de textuur, kneedbaarheid, de traagheid, de manier van reageren van olieverf ; wij werken goed samen. Ik bouw mijn schilderijen laag over laag op. Door kleuren niet op mijn palet te mengen, maar langzaam in lagen op te bouwen op het doek krijgen vlakken diepte en leven. Soms, in contrast hiermee, maak ik een stuk dichtgeschilderd en dekkend. Ik gebruik contrasten tussen structuren (zichtbare kwaststreek, paletmes, ik trek voren met spijkers, of juist alles gladgestreken), tussen schone of vuile kleuren, koele en warme tinten. Ik wil dat een schilderij van veraf spannend en uitnodigend is, de toeschouwer moet er met zijn neus bovenop willen gaan staan om alle details te ontdekken.

-inhoud: de taal die ik gebruik in mijn schilderijen is een weerspiegeling, een uitdrukking van mijn leven; van mijn pad in de wereld, als schilder, als vrouw, als moeder, als mens. Gebeurtenissen, beelden, geluiden en ideeĆ«n vertalen zich in vormen, of brengen mij letterlijk in beweging. Het zijn aanleidingen om verhalen te vertellen, vragen te stellen. Soms werk ik vanuit een beeld, kleur of vorm die ik voor ogen heb; soms puur vanuit beweging: laat ik het doek, mijn kwasten, en mijn lichaam schilderen, zonder enig plan. Dat gesprek tussen ā€œplanā€ en ā€œstroomā€ levert schilderijen met sterk verschillende gezichten op. Het is een ontwikkeling in mijn schilderen die ik heel spannend vind.

Ik ben musicus, altviolist,(geweest, maar dat gaat nooit over) en als musicus slinger je trillingen de lucht in naar de toehoorder. Schilderen is voor mij het op doek zetten van trillingen. Ik ben niet bezig met het maken van een mooi schilderij; ik kijk wel of het een goed schilderij is. Goed is het, indien het iets mee-deelt, als er een stukje van mij in zit dat de toeschouwer laat mee-trillen. Een schilderij is pas af als ik het ā€œzelfportretā€ kan noemen. Als een schilderij klaar is, is mijn persoonlijke verhaal niet meer ter zake doend. Dan (be)staat het schilderij op zich, los van mij. Misschien vertelt het de toeschouwer wel iets heel anders dan aan mij, en dat maakt het alleen maar spannender!Ā